Transcription
Twee citaten uit de briefwisseling van Matthijs Vermeulen (vanuit Louveciennes, Frankrijk) met Thea Diepenbrock (naar Amsterdam) 16 nov. 1945:
"Wanneer mijn licht me nu maar niet in de steek laat. (Er waren na de oorlog veel elektriciteitsstoornissen: ADD) Te mooi om te duren zonder gehannes. Ik heb deze dagen pech gehad; dit komt er ook nog bij. Mijn pieren, die mij vertelden dat 't voorlopig niet koud zou worden, hadden geen ongelijk. Maar toen ik mijn aardappelen inspecteerde, zag ik tot verbazing dat ze allemaal kleine, witte lootjes hadden. Zij waren aan 't uitschieten. Ik heb daarover een vergrijsde, reumatische technicus geraadpleegd die me zei dat het een ramp was, dat alles bedierf, ook zijn confituren, en ingemaakte vlees, en dat het lag aan de zachte temperatuur, en dat ik mijn aardappelen, als ik ervan eten wou, moest 'dégermeren', één voor één. Wij hebben daar geen woord voor. De lootjes, van de spruitjes ontdoen! Ik bracht dus reeds menig uur door in mijn donkere kelder, bezig een geest te smoren, die zich in de seizoenen vergist heeft. Zag je ooit iets stommers en lompers dan een rauwe aardappel? Daar huist een 'Princiep van Leven' in. We weten niet hoe of waar. We kunnen het niet gissen. Zullen we ooit zo'n lummelige aardappel kunnen fabriceren, die leeft, en die wanneer de temperatuur zoel is, begint te verlangen, in zijn binnenste, naar het licht? Zo daasde ik in mijn kelder, dat leven verwoestend, tegen mijn zin in. Nog een beetje, en elke knullige, onbehouwen aardappel werd een figuratie van de universele Eros, die was in de Aanvang! En ik ben nog niet op de helft. Ik moet ze allemaal ontzielen één voor één."
24 nov. 1945:
"Per slot heb ik een bezoek afgelegd in het onderaardse hol mijner revolutionaire aardappelen en nieuwe gewaarwordingen opgedaan. Want verbeeld je: in dezelfde hoop, van dezelfde soort, onder dezelfde atmosferische omstandigheden variëren de spruiten van twee millimeter tot vijf centimeter, en sommige zelfs hebben géén spruiten. Ik kon niet anders doen, na enig overleg, dan daar concluderen dat onder die knollen van aardappelen de individuen verdeeld zijn in temperamentvolle en slome duikelaars, in voortvarenden en laksen, en dat zelfs onder hen volmaakte nullen bevinden. Geen gelijkheid dus, noch fysisch, noch psychisch, ook niet bij kartoffels,. En ik had grote lust om de inégaliteit te verheffen tot een der grote natuurwetten."