Transcription
Rhoon, 19 nov. 1985
Jaardagsbrief aan Hendrik Jan de Vries voor het bereiken van zijn 47ste levensjaar.
De nietigheid van ons bestaan, HJ, is duidelijk zichtbaar aan de vorm van bestaan; "aan de oneindigheid van tijd en ruimte en daarentegen de eindigheid van het individu in beiden." Ieder filosofisch ingesteld mens denkt wel eens na over de door Schopenhauer (1788-1860) hierboven, zo kernachtig geformuleerde, onbeduidendheid van het leven. Slechts Koningen met goddelijke status en tyrannen hebben de macht hun naam aan de vergetelheid voor een twintigtal eeuwen te onttrekken en tot de verbeelding van het nageslacht te blijven spreken.
Zo las ik, dat in Oost-Turkije boven op een berg een viertal kolossale, beelden van zittende mensen zijn opgericht in ± de eerste eeuw voor Chr. Zij kijken naar het Oosten. De beelden representeren koning Antiochus met zijn drie goden-vrienden. Iedere ochtend zien zij van hun verheven hoogte de zon opkomen. Aan de andere kant van het plateau bevindt zich eenzelfde viertal beelden met hun gezicht naar 't Westen gekeerd om de zonsondergang te aanschouwen.
Rekening houdend met de onherbergzaamheid van het terrein en de enorme afmeting van de beelden, heeft de koning zijn bekendheid in de tijd en ruimte voor een twintigtal eeuwen behouden. De 20ste eeuwse mens laat hoogstens een grafsteen na met slechts zijn naam erop. In het licht der historie bezien, een "NON-event".
Mijn vraag is waarom laten wij in zo'n steen niet eens een hele brief beitelen, b.v. de beste brief die je geschreven hebt of ontvangen hebt? Wat zouden we niet de archeologen in het jaar 4000 nCHr een interessante baan kunnen verschaffen om de veelheid aan impressies in de in steen-gehouwen brieven te coördineren om daaruit de 20ste eeuwse beschaving te destilleren. Denk jij dat de formule E=mc2 al ergens in basalt staat gebeiteld? Ik ben ervan overtuigd dat, na een komende 'wereldbrand' al onze moderne informatiedragers vernietigd zijn. Het zou wel handig zijn als we deze formule niet voor een tweede maal zouden behoeven te ontdekken.
Jarige, het probleem is, hoe ik de teneur van deze brief in een jaardagsbrief ombuig.
Nu we vastgesteld hebben dat een mensenleven zo nietig is, blijkt het dat wij deze nietigheid nog eens kunnen onderverdelen, Die onderverdeling heet dan "jaren".
De onderverdeling in jaren en ook emoties hebben een kapstok-functie om onze herinneringen aan op te hangen. Maar daar wil ik het niet over hebben.
Een aantal jaren bij elkaar gevoegd noemt men een levenstijdperk. Daarover weet de hooggeleerde Rümke veel zinnigere opmerkingen te maken dan ik dat kan, hetgeen mij ontslaat om over dit onderwerp verder te schrijven.
Het boekje, "De zeven Levensfase van de Man" van Rümke, heeft jaren al in mijn boekenkast gestaan en ik blijk er twee exemplaren van te bezitten, dus ik deel er één met jou.
Ik hoop slechts dat je evenveel Rümke's geleerdheid zal appreciëren, als ik dat doe. Je zal veel herkenbaar's aantreffen.
Maar als je de sleutelzin, na gelezen te hebben, op je zelf kan laten betrekken, dan heb je het begrepen: " Da steh ich armer Tor, und bin so klug als wie zuvor."
Mede uit naam van Vera en alle Rhoonse Dirkzwagers een goed en gelukkig nieuw levensjaat toegewenst, Aadje