Transcription
'k Geloof per telefoon kan 'k je niet eens bedriegen,
zelfs niet al spraken we interlokaal,
want jij hebt ogen, die niet kunnen liegen,
elk woord was dan verdomd banaal.
Ik jen je nauwelijks vier en twintig uren.
Wat wel wat kort is, maar
een klein moment kan eeuwigheden duren;
een kus-- een lach-- jouw ogenpaar.
Bij 't kaarten zaten wij eerst wat te flirten.
Jij-en ook ik-- hebt dat wel meer gedaan.
Eee ooggetintel, een iets te lange blik om beurten,
waardoor ons hart soms iets sneller kan gaan.
En, later, achter 't huis. Ik gaf een boek te kijken
aan jouw,
Jij vond het mooi, wat je liet blijken,
toen jullie weg moest, en jij nog niet wou.
Volksstammen meisjes kunnen vegeteren
op sport en jazz en op 't idee van trouwen.
Maar heus, ik ken slechts weinig vrouwen,
die zich ook nog voor boeken interesseren.
Daarna fietsten we samen naar de trein.
En in de bocht hield 'k dan je handen vast.
't Was toen geen flirten meer, maar rein
voeld' ik tegen min rug je borstjes--zacht.
De trein reed weg. Toen was 't voorbij.
Minuten die niet bleven.
Een ding toch hoop ik: Dat jij nog een iemand zult vinden,
die j' al het goede -en 't kwaad van 't leven
kan laten zien en doen bezinnen.
Putten, 17 juli 1937
L.J. Zimmermann